Stuiting verjaring tijdens loonbeslag

Hoofdinhoud

In verband met een recente uitspraak in een door ons kantoor gevoerde procedure, zien wij aanleiding u te berichten over de stuiting van de verjaring van een vordering tijdens loonbeslag.

Verjaring

Uitgangspunt is dat een door een hypotheekrecht gedekte vordering een verjaringstermijn kent van twintig jaar. Bij een restschuld, die resteert na uitwinning van het hypotheekrecht, geldt echter een verjaringstermijn van vijf jaar, ingaand op de dag van de levering van het onderpand aan de koper.

 

Kort geding Rechtbank Midden - Nederland

In deze zaak heeft de bank, voordat het hypotheekrecht werd uitgewonnen, loonbeslag gelegd onder de werkgever van de klant. Uit dat beslag zijn gelden ontvangen, ook in de jaren nadat het hypotheekrecht was uitgewonnen. De klant is van mening dat de vordering na vijf jaar is verjaard en het loonbeslag vanaf dat moment onrechtmatig is geweest. De voorzieningenrechter is het met de klant eens en oordeelt dat een gelegd loonbeslag, ondanks de maandelijkse afdrachten, geen voortdurend stuitende werking heeft en de vordering na vijf jaar is verjaard. Enkel het moment van het leggen van het loonbeslag vormt volgens de voorzieningenrechter een stuitingshandeling. 

 

Uitspraak bodemrechter Rechtbank Midden-Nederland

De bank is niet in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak, omdat de klant een bodemprocedure startte waarin de kwestie opnieuw, en ditmaal uitgebreid, aan de orde kwam. De bodemrechter heeft op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBMNE:2022:3318). De bodemrechter is het met de bank eens dat het gelegde loonbeslag een daad van rechtsvervolging is zoals bedoeld in artikel 3:316 BW en dat daarmee de verjaringstermijn is gestuit. 

 

Uitspraak Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden

De klant van de bank is in hoger beroep gegaan en het gerechtshof heeft op 20 augustus 2024 arrest gewezen (nog niet gepubliceerd). Net als de bodemrechter is het gerechtshof het met de bank eens. De klant werd er door het loonbeslag namelijk maandelijks opnieuw mee geconfronteerd dat de bank haar vordering aan het incasseren was. Het moet de klant daarom elke maand opnieuw duidelijk zijn geweest dat de bank haar rechten niet heeft willen prijsgeven. Dat is precies waar het volgens de ratio van een stuitingshandeling om gaat, waaronder de daad van rechtsvervolging zoals bedoeld in artikel 3:316 lid 1 BW. Anders gezegd: de bank heeft met het handhaven van het loonbeslag elke maand een daad van rechtsvervolging verricht, door de deurwaarder geld te laten inhouden op het loon van de klant, dat geld van de deurwaarder te ontvangen en het in mindering te brengen op haar vordering op de klant.